De landbouw in Nederland lijkt zich op een kantelpunt te bevinden. De negatieve effecten op het milieu en het dierenwelzijn krijgen steeds meer aandacht, consumenten worden kritischer en boeren kiezen vaker voor biologische of ‘natuurinclusieve’ landbouw. Nieuwe teelten en ketens komen op, die heel anders omgaan met grondstoffen en de belofte inhouden van een meer duurzame voedselvoorziening. Denk aan permacultuur, waar ecologische principes centraal staan en bemesting en grondbewerking tot een minimum worden beperkt. Of aan vertical farming, waar de plantengroei juist helemaal kunstmatig wordt gereguleerd en zelfs geen daglicht meer aan te pas komt. Het beleid voor de circulaire economie zal ongetwijfeld gevolgen krijgen voor de landbouw. Het Rijk werkt in het kader van het programma Nederland Circulair in 2050 al aan een transitie-agenda ‘biomassa en voedsel’.
Maar wat gaat dit betekenen voor onze bodem en waterhuishouding? En dus voor ons landschap? Om een antwoord te krijgen op die vraag moeten we verder kijken dan hergebruik van afvalstromen. De transitie naar een circulaire landbouw vraagt om een integrale systeeminnovatie. Naast technologische vernieuwing is ook ruimtelijke en sociale vernieuwing nodig. Ontwerpend onderzoek kan daarin een belangrijke rol spelen, omdat het verder durft te kijken dan sectorale belangen en kortetermijnoplossingen.
Een voorbeeld is het ontwerpend onderzoek van Strootman Landschapsarchitecten voor Laag Holland, het veenweidegebied ten noorden van Amsterdam. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met Natuurlijke Zaken, Landschap Noord-Holland, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, provincie Noord-Holland, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Wageningen Economic Research en Van Hall Larenstein. Zoals alle veenweidegebieden heeft Laag Holland te kampen met bodemdaling als gevolg van de ontwatering ten behoeve van de landbouw, met als gevolg: verzakkingen van wegen en huizen, toenemende kosten voor waterbeheer en een forse uitstoot van CO2 door de oxidatie van het veen. Omdat veel van de kernkwaliteiten van het landschap samenhangen met de veenbodem, worden ook deze beïnvloed door de bodemdaling. De centrale vraag van het ontwerpend onderzoek was dan ook: hoe kan een nieuwe kijk op voedselvoorziening bijdragen aan de instandhouding en versterking van de kwaliteit van het landschap in Laag Holland?
Juist omdat bodemdaling een langzaam proces is, moeten we kijken naar de ontwikkeling van het grondgebruik op langere termijn. Hoe ziet de landbouw, als primaire grondgebruiker, er over pakweg 30 jaar uit? Is er dan nog wel landbouw in Laag Holland? Als we de trend van de afgelopen 5 of 10 jaar doortrekken is het beeld best schokkend. Wageningen Economic Research heeft berekend dat de komende 10 jaar 40 tot 50% van alle landbouwbedrijven uit Laag Holland zal verdwijnen. Voor de melkbedrijven gaat het om 30 tot 40%. Als de overblijvende bedrijven evenredig doorgroeien, betekent dat een forse schaalvergroting, met alle gevolgen van dien voor het landschap. Maar er zijn alternatieve ontwikkelingsrichtingen denkbaar. Sterker nog: gezien de klimaatdoelen van Parijs, de duurzaamheidsambities van de veehouderijsector zelf en de veranderende voedselmarkt ligt het voor de hand om daar actief op in te zetten.