Essay voor de Provinciale Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit (PARK) van Zuid-Holland door Frederike Praasterink en Pieter Veen.

Dat een systeemverandering nodig is in onze voedselvoorziening is zo langzamerhand gemeengoed. Dat dit ook radicale veranderingen vergt in het landschap is veel minder vanzelfsprekend. Het algemene sentiment is dat het landschap behouden moet worden, of liever nog: hersteld. Maar vooral niet veranderd. Volgens de ‘hoofdlijnennotitie’ van de provincie Zuid-Holland zal de landbouwtransitie helpen om het platteland beleefbaar te houden en om de biodiversiteit te vergroten, mede dankzij ‘intelligente ecosysteemdiensten’. Uiteraard zijn ook de regionale economie en het klimaat hierbij gebaat. Het landschap lift automatisch mee. Of toch niet?

De relatie tussen voedseltransitie en landschap is een complexe. Nu een gebiedsgerichte aanpak steeds vaker als panacee wordt ingezet voor complexe maatschappelijke en ruimtelijke vraagstukken, zoals de stikstofopgave en de energietransitie, wordt het landschap een strijdtoneel waar nationale doelen en lokale belangen elkaar treffen. Dat kan tot onverwachte en mooie oplossingen leiden, maar ook tot heftige botsingen en halfslachtige compromissen. Er is nog veel onduidelijkheid over rollen en bevoegdheden van alle betrokken partijen. Is de regio slechts de uitvoerder van nationaal en Europees beleid, of kan zij ook eigen keuzen maken? En welke rol speelt het ruimtelijk ontwerp daarin? Het College van Rijksadviseurs heeft hier in 2020 advies over uitgebracht en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie heeft diverse programma’s waarin ontwerpers én opdrachtgevers worden uitgedaagd hierover na te denken.

We constateren echter dat mooie ambities, wenkende perspectieven en aansprekende voorbeeldprojecten nog nauwelijks neerdalen in de dagelijkse praktijk van het agrarisch bedrijf, en dat de huidige planologische regimes nog lang niet op de gewenste transitie zijn toegesneden. Sterker nog: deze lijken soms haaks op elkaar te staan.

En dat terwijl de tijd dringt om de gestelde doelen voor klimaat, biodiversiteit en waterkwaliteit te halen en de druk op de ruimte voor nieuwe woningen, bossen, zonneparken en windmolens alleen maar toeneemt. Regie op ruimtegebruik is meer dan ooit noodzakelijk. Er zijn belangrijke keuzes te maken. Wat ons betreft moeten maatschappelijke doelstellingen daarin centraal staan en moeten we werken aan een voedselsysteem dat functioneert binnen de grenzen van het mondiale ecosysteem. Wij pleiten voor een nieuwe planologie van het voedsellandschap. Daarbij geloven we niet in van boven opgelegde zoneringen of generieke oplossingen, maar willen we de denkruimte oprekken, de complexiteit omarmen en openstaan voor het onverwachte. Juist door ruimte te geven aan participatie en eigenaarschap in de regio, aan de vele bottom-up initiatieven die daar opkomen, kunnen echt duurzame en gedragen voedsellandschappen ontstaan.

Download hier het complete artikel

In de jaren 70 schreef John Berger de trilogie ‘De vrucht van hun arbeid’. Die gaat over de teloorgang van eeuwenoude agrarische tradities als gevolg van de economische modernisering. En over het bewonderenswaardige vermogen van de boerenstand om tegen de verdrukking in stand te houden. Berger voorspelt dat de boeren het kapitalisme wel eens zouden kunnen overleven. Nu we volop in de overgang naar een postkapitalistische samenleving zitten (lees Paul Mason, Postkapitalisme, een gids voor de toekomst), lijkt die voorspelling uit te komen. We zien dat kleine, traditionele boeren effectieve manieren vinden om zich te verbinden met nieuwe markten en doelgroepen. Tegelijkertijd zien we dat stedelijke elites zien opnieuw interesseren in de herkomst van ons voedsel en de ontwikkeling van het productief landschap. Op het raakvlak van die twee ontstaan interessante nieuwe verdienmodellen en samenwerkingsvormen, denk aan voedselcoöperaties en community supported agriculture. Of hiermee de industrialisering van onze voedselvoorziening werkelijk een halt toegeroepen kan worden, is niet gezegd, maar er is duidelijk sprake van een serieuze beweging.

Meer nog dan de politieke analyse van Berger overtuigt zijn beeldende beschrijving van het ruige boerenbestaan. De natuur, het leven en de dood maken in ‘De vrucht van hun arbeid’ nog echt deel uit van het dagelijks leven. Berger woont sinds jaar en dag in een kleine boerengemeenschap in de Franse Alpen en weet dus waar hij het over heeft. Hij blijft ver weg van de romantische idealisering van het platteland. Het platteland van Berger is gedrenkt in stront, modder, bloed en pis. De geboorte van een kalf, het slachten van een varken, de dood van dorpsweduwe Lucie Cabrol, dat zijn heftige gebeurtenissen en Berger laat je die aan den lijve meebeleven.

Berger was voor ons inspiratie bij de uitwerking van het landbouwpark in Maasmechelen. Dit project was onderdeel van het Pilootproject Productief Landschap van de Vlaams Bouwmeester. De Vlaams Bouwmeester stelt de vraag hoe de primaire sector weer in fase kan komen met de maatschappij die ze van oudsher mee heeft vormgegeven. De Pilootprojecten zijn “een zoektocht naar een hedendaagse ‘boerenlogica’: een logische doch ambitieuze en productiegerichte houding om de open ruimte in Vlaanderen een nieuw en co-productief perspectief te bieden”.

Die boerenlogica hebben we zeker gevonden in Maasmechelen. Veeboer Patrick Winten en zijn vrouw Hilde kennen de druk die de stedelijke maatschappij oplegt aan het boerenbedrijf. De familieboerderij is in de loop van de tijd volledig ingesloten geraakt in de bebouwing van Maasmechelen. De mogelijkheden om door te groeien zijn beperkt. Daarom moesten Patrick en Hilde hun woning verderop aan de rand van de stad bouwen en er een baan bijnemen, hij in de veehandel, zij in de ouderenzorg. Of de kinderen het veebedrijf over zullen nemen is nog onzeker. Toch is er bij Patrick een sterke drang om het bedrijf voort te zetten, gewoon omdat zijn ouders en grootouders dat ook al zo deden. En omdat hij iets heeft met koeien. Schaalvergroting in de richting van honderden koeien is voor hem geen optie. Een beperkte uitbreiding naar 80 koeien is voldoende. Bij de woning zal daarvoor een nieuwe veestal moeten komen. Patrick en Hilde weten dat daarmee geen volledig gezinsinkomen is te verdienen en dat vinden ze ook niet nodig. “In de meeste gezinnen zijn tegenwoordig toch meerdere inkomens, waarom zou dat in de landbouw anders zijn?” aldus Hilde.

Patrick en Hilde staan open voor nieuwe functies op de boerderij. In de bestaande stal komen al regelmatig schoolklassen op bezoek van de naburige basisschool Mozaïek. Dit jaar was er een groot schuttersfeest op hun land. In de toekomst ziet Hilde mogelijkheden voor een combinatie met zorgverlening. Voor Patrick en Hilde is dat een vanzelfsprekende maatschappelijke verantwoordelijkheid, meer dan een verdienmodel. Daarnaast hebben ze oog voor het landschap, het milieu en het welzijn van de dieren. Ze willen graag schaduwbomen aanplanten voor het vee en de stal in hout uitvoeren, want dat is duurzamer en ziet er veel mooier uit dan beton en staal. Natuurlijk moeten die maatregelen functioneel en rendabel zijn, want het is wel hun broodwinning. Uiteindelijk gaat het om de opbrengsten van het vee. De reden om mee te doen met het pilootproject is vooral om zo snel mogelijk de nieuwe stal te kunnen bouwen, niet om per se innovatief te zijn.

De pilootwaarde van dit project ligt vooral in de wijze waarop de verschillende stakeholders elkaar hebben gevonden in een gezamenlijke aanpak, en in de wijze waarop de praktische en economische vereisten van het veebedrijf zijn verbonden met bredere maatschappelijke en ruimtelijke doelen.

Download hier het complete artikel